Skip to the content.
Geschiedenis

De geschiedenis van het gehucht Riel

(Tekst: Jean Coenen, 1987)

Het aloude gehucht Riel behoorde tot voor kort bij de gemeente Geldrop en was een van de zes gehuchten die de voormalige gemeente Zesgehuchten uitmaakten. Het dorp Zesgehuchten heeft een zeer vreemde geschiedenis, aangezien het gerechtelijk een onderdeel was van de heerlijkheid Heeze-Zesgehuchten en kerkelijk to Geldrop behoorde. De tienden van Zesgehuchten, onder andere die van Riel, kwamen toe, voor de heft aan de heer van Geldrop en voor de helft aan de Landcommanderie van de Duitse orde te Aldenbiezen (B), die het patronaatsrecht over de kerk van Gedrop bezat. Deze tienden waren leenroerig aan de hertog van Gelre, terwijl de gronden, waarvan een tiende deel der opbrengst werd afgestaan, toebehoorden aan de boeren die in de heerlijkheid Heeze-Leende-Zesgehuchten woonden en als zodanig bewoners waren van de heerlijkheid, die leenroerig was aan de hertog van Brabant.

Kortom de geschiedenis van dit gebied is zeer complex en uit het verdere verhaal zal blijken dat de huidige toestand en vorm van Riel evenmin een open boek is. We zullen namelijk zien dat de driehoekige vorm van het plein op Riel weinig te maken heeft met de zo typische zeer oude driehoekige pleinen in andere brabantse dorpen en gehuchten. Het plein van Riel is een situatie die op toevallige wijze pas later ontstond.

Riel is zonder meer een erg oud gehucht. De oudste gegevens gaan terug tot de late middeleeuwen. Archeologische gegevens zijn nog te beperkt om iets naders te zeggen over de vroegste nederzetting. De oudste bewoning die we schriftelijk kunnen aantonen moeten we situeren op een hooggelegen pleistocenen dekzandrug. Plaatselijk werd deze hoogte “de Donck” genoemd, hetgeen overeenkomt met andere vroege nederzettingen. De Donck lag in het zuidelijk gedeelte van Riel, daar waar we ook een dikke eslaag tegenkomen.

Langs de Donck stroomde een beekje dat de naam “de Lakerloop” droeg. Momenteel is dit slechts een droog slootje langs een oud perceel. Op de overige percelen treffen we het niet meer aan. Op de Donck lagen enkele huizen, waarvan de hoeven van de Heilige Geest (d.i. Armbestuur) van ‘s-Hertogenbosch het meest belangrijkst waren. Deze komen we in de archieven van deze Bossche instelling tegen vanaf 1306. Dit is tevens de oudste schriftelijke vermelding van bewoning binnen Zesgehuchtens grondgebied.

Nabij de H. Geesthoeven lagen de meeste huizen, terwijl momenteel de huizen gericht zijn op de Rielse dijk. Deze verschuiving moeten we dateren omstreeks 1750. Vijf van de totaal circa twaalf huizen die daar lagen, werden rond die tijd gesloopt en niet meer opgebouwd, terwijl twee andere huizen onbewoond bleven. De meeste nieuwbouw, aan het einde van de 18e eeuw, vond plaats nabij de Rielse dijk.

De belangrijkste gebouwen op Riel

Het gehucht Riel kende enkele belangrijke gebouwen. Het betreft hier de twee Heilige Geesthoeven, het Speelhuis en de kapel van St. Antonius Abt, welke alle verdwenen zijn.

De H. Geesthoeven moeten zeer bijzondere gebouwen zijn geweest. Een hoeve bestond nog aan het einde van de vorige eeuw. Het grondplan van de hoeve geleek op dat van een Limburgse gesloten hoeve. Achter dit pand lag een grote visvijver, die de naam “de Weijer” droeg. Het verhaal doet de ronde dat het Speelhuis van Riel en de hoeve door een onderaardse gang met elkaar verbonden waren. Bij de brand van de boerderij die op de plaats staat van het Speelhuis, werd onder in de kelder de ingestorte aanzet van deze gang gevonden. Een vooronderzoek in verband met een mogelijke opgraving op Riel bracht ons tot het vermoeden dat de visvijver nog veel groter moet zijn geweest dan de oude kaart aantoont. Mogelijk werd het gehele complex van de H. Geesthoeven omgeven door water. Een opgraving zal wat dat betreft veel openbaren. Ook zal daardoor de nederzettingsgeschiedenis duidelijker worden.

De naam “het Speelhuis” komen we voor het eerst omstreeks 1700 tegen. In die tijd verkocht het Bossche armbestuur dit gebouw, dat tot het eerdergenoemde complex behoorde, aan de Eindhovense familie Van Mierlo, die tevens de beide H. Geesthoeven kocht. Mogelijk was het Speelhuis aanvankelijk de woning van een rentmeester van deze instelling.

De Bossche Tafel van de H. Geest bezat binnen de Meireij van ‘s-Hertogenbosch zeer vele hoeven en landerijen. Een voorbeeld binnen Zesgehuchten was de hoeve op Hooggeldrop. Als we dit beeld projecteren op de middeleeuwen dan zouden we kunnen spreken van het huis van de heer, behorende bij het gehucht. Aangezien we daarover weinig tot geen gegevens hebben, is terugprojecteren in dit geval verkeerd. Ten aanzien van de geschiedenis van het gehucht Riel zijn daar al fouten genoeg mee gemaakt.

Sedert de 18e eeuw was het pand in gebruik als Speelhuis. Een “Speelhuis” is een gebouw waar de wapens voor een jachtpartij werden opgeslagen, van waaruit de jacht werd georganiseerd en waar de jagers later weer terug kwamen. Eigenlijk is dit zeer vreemd, omdat de heer van Heeze het jachtrecht over Heeze-Leende-Zesgehuchten bezat. In werkelijkheid kon deze dit niet aantonen. In 1903 werd echter aangetoond dat de heer van Heeze geen rechten kon doen gelden in Zesgehuchten. In de 18e eeuw werd het jachtrecht van de heer van Heeze nabij Riel nog aanvaard. De familie van Mierlo heeft dit recht gepacht van de heer van Heeze. Het Speelhuis werd nooit bewoond, met uitzondering van de periode 1786/87, toen de graaf Van Efferen dit prachtige gebouw betrok. In de 19e eeuw zouden de paters, die naar de Heijhoef trokken (tegenwoordig Eikenburg) daar ook enige tijd hebben gewoond.

Rondom het Speelhuis lag een grote gracht, Die zich zelfs uitstrekte tot ver voor het gebouw. Daar moest men een brug over, vervolgens een trap op en zo kon men het huis betreden. In 1825 werd het beschreven als het beste huis op Zesgehuchten: “een wel doortimmerd huis of slotje”. Het oorspronkelijke gebouw bevatte beelden aan de buitenzijde en oude schilderingen aan de binnenzijde. In 1887 werd het Speelhuis ingrijpend to boerderij verbouwd. Deze brandde in 1945 af en de huidige boerderij verraad niets meer over het “slotje van Riel”. Gelukkig bestaat een deel van de oude gracht nog steeds.

We zagen reeds dat de Landcommanderie van Aldenbiezen het patronaatsrecht had over de parochie Geldrop. Aanvankelijk trokken de bewoners van Riel naar de kerk te Geldrop. Aan het einde van de 15e eeuw werd in het zuidelijk gedeelte van Riel, nabij de Lakerloop, de kapel gebouwd, die gewijd zou worden aan Antonius Abt. Dit kerkgebouw moet vrij groot zijn geweest, aangezien het drie altaren bevatte. In 1520 werd het gebouw “weer opgebouwd”. Misschien is het in 1512 verwoest door Gelderse troepen. Tot 1559 viel de kapel onder het bisdom Luik. In 1648 werden de kerk van Geldrop en de kapel van Riel in beslag genomen door de protestanten. De beelden die toen in de kapel waren, vonden een veilig onderkomen bij de boeren van dit gehucht. Zij kwamen pas aan het begin van de eeuw boven water en werden toen verkocht. De huidige verblijfplaats is nog onbekend. Wel is het wijwatervat van Riel bewaard gebleven.

De wegenstructuur rondom Riel

Het is van belang dat we weten dat een gehucht zich kan ontwikkelen,. Een toestand zoals we die nu aantreffen, kan oud zijn, maar dat hoeft niet het geval te zijn. De ontwikkeling van Riel blijkt wel uit de verschuiving van het gehucht omstreeks 1750. Bovendien laat de 20e eeuw ons zien hoezeer het gehucht kan veranderen.

Ook de wegen waren heel anders. De Rielse dijk is waarschijnlijk een 17e-eeuwse creatie. De oudste wegen naar Riel waren: de weg van het gehucht Hulst, over de Rielse heide, door het ven nabij Riel, in de richting van de H. Geesthoeve. Een weg van de kerk van Geldrop via het voormalige gehucht Papenvoort (een deel van de huidige Smuldersstraat), in de richting van de kapel van Riel. Dit pad is grotendeels verdwenen. Sedert de bouw van een kerk te Zesgehuchten is er een smal paadje in die richting dat momenteel het Kerkepad is en dat tussen de akkers loopt tot aan de gracht van het speelhuis.

Het oude Kapelpad loopt momenteel dood. Vanuit Riel was er een weg naar het Tongelrese gehucht de Poeiers. De toegang tot Riel lag niet bij het huidige driehoekige plein, maar tussen de twee eerste boerderijen van Riel, die vanuit Zesgehuchten aan de linkerzijde liggen. Die weg liep recht naar de hoeve. Momenteel ligt er tussen een boerderij en een schuur, die aan de huidige driehoek liggen, ook een weg. Dit is een vrij oude weg die verder doorliep naar het gehucht de Putten. De boerderij die nu met de smalle zijde aan de driehoek ligt, lag vroeger met de lange gevel aan de weg, terwijl het huidige stukje weg, dat de derde zijde van de driehoek vormt, pas uit deze eeuw dateert.

Dit alles geeft ons een heel ander beeld van het gehucht Riel. De oude kern is dus niet het late driehoekige plein met haar reeds verdwenen brandkuil en bomen, ook niet het huidige driehoekige perceel met de prachtige eiken, maar de omgeving van het oude Speelhuis. Voor de bezoeker is daar niet veel meer van te zien.

De landerijen rondom Riel

We gaan ons nu afvragen hoe Riel in het landschap ligt. Riel was in het verleden geheel omgeven door woeste gronden. We kunnen die grof aanduiden als de Rielse heide, de Stratumse heide en de Groote heide.

De Rielse heide werd in de eerste helft van de 19e eeuw ontgonnen in verband met de aanleg van de Eindhovense weg. Aldaar lagen enkele zeer grote waterpartijen, waarvan er een tot 50 meter het gehucht Riel naderde. Dat dit gebied plaatselijk erg nat was kunnen we nog zien aan het bosperceel tegenover de DAF aan de Eindhovenseweg. Na de ontginning was dit ongeschikt voor de landbouw. De Rielse loop is er ook in die tijd rechtgetrokken. Tussen Riel en de eerste huizen aan de Rielse dijk in Geldrop lag vroeger ook veel heide. Het gehucht Riel werd beschermd door grote houtwallen. Als we vanuit Zesgehuchten het gehucht naderen passeren we zo’n kreupelhoutwal. Deze zijn vaak erg interessant om hun begroeiing. Ook in het zuidelijk gedeelte van Riel liggen houtwallen. Een verlaten akkercomplex is te herkennen in het bosperceel waar tot voor enkele jaren de afvalhoop van de DAF lag.

In het noorden van Riel ligt een ontginning uit de late middeleeuwen of mogelijk nog recenter, die de naam “de Braken” droeg. De oudste gronden nabij Riel zijn te herkennen aan hun bolle vorm. Dit wijst op de oude methode van plaggenbemesting. De plaggen haalde men op de heidegronden. Het vee werd zoveel mogelijk op stal gehouden, omdat het als primaire functie de mestproductie had. Vee diende verder voor de zuivel, vlees en als trekkracht. Aanvankelijk had men ossen als trekdieren. De ploegen waren in die tijd ook van een geheel andere constructie. Zij waren moeilijk te keren, bovendien waren ossen traag. Vandaar dat men de percelen zo lang mogelijk maakte en meestal ook erg smal. Meestal treffen we percelen aan van zo’n 6 to 10 meter breed en 150 tot 250 meter lang. De oppervlakte komt vaak overeen met een “lopense” (1/6 ha). Ook Riel kent nog dit soort percelen.

De bevolking van Riel bestond grotendeels uit landbouwers. De pachters van de twee hoeven hadden de meeste grond ter beschikking. Een deel van de inwoners van het gehucht was als knecht werkzaam bij een boer. De dagloners moesten vaak met andere zaken aan hun kost zien te komen. In Geldrop was geld te verdienen met de lakennijverheid (bijvoorbeeld als thuiswever in het gehucht) en ook de stad Eindhoven gaf enkele mogelijkheden. Gespecialiseerde bevolking als bakkers, slagers, smeden, e.d. treffen we op dit gehucht niet aan. De bevolking was direct of indirect bij de landbouw betrokken. Brood werd gebakken in een bakhuis bij de boerderij. Momenteel is er nog zo een te vinden zodra we Riel van de Eindhovense zijde inrijden. Daarnaast kende RIel ook een gemeenschappelijk bakhuis. Dit lag midden op de Rielsedijk, tegenover de eerste boerderij vanaf de Geldropse zijde.

De huidige historische overblijfselen

Uit het voorgaande blijkt dat veel interessante zaken reeds verdwenen zijn. We hebben bovendien te maken met het feit dat de boerderijen die in de 18e eeuw op Riel stonden van een heel andere kwaliteit waren. Veel huizen waren van takken en leem. De constructie komt in grote lijnen wel overeen met de huidige boerderijen, alleen zijn de wanden nu van steen. Als er iets verdween dan werd er op dezelfde plaats weer een nieuw huis gebouwd, vaak in dezelfde stijl. De meeste huizen op Riel staan dan ook op eeuwenoude huisplaatsen. Echt oude boerderijen zijn er betrekkelijk weinig over, temeer daar Riel tweemaal sterk door branden werd geteisterd. Op 31c maart 1876 brak een brand uit in het huis van de strodekker Jan van Goch. In korte tijd branden vijf huizen af. Het ging om de huizen die aan de zuidzijde van de Rielse dijk liggen. Op een van die huizen lezen we nu nog het jaartal 1876 als datum van herbouw. Op 12 april 1923 werd dezelfde hoek getroffen, waarbij twee boerderijen geheel afbranden en diverse andere werden beschadigd. Een boerderij verscheen niet meer op de oude huisplaats, maar werd op een andere plaats opgebouwd. Dit is de eerste boerderij aan de rechterzijde vanuit Geldrop.

Als we nu vanuit Geldrop het gehucht naderen dan treffen we momenteel de volgende oude huizen aan: links een uiterst gave boerderij, opgebouwd na de brand van 1876, vervolgens een dubbele arbeiderswoning, eveneens grotendeels uit 1876. De volgende boerderij is grotendeels uit 1876; de schuur werd in 1923 vernield en weer opgebouwd. De boerderij met schop en het bakhuis heeft weinig schade gehad van de branden. Qua stijl is hij 18e-eeuws, hoewel hij in werkelijkheid grotendeels van na 1876 is. De schop bevatte aanvankelijk wanden van takken en leem. In de richting van de Rielse heide ligt nog een witte boerderij uit de tweede helft van de 19e eeuw, die aanvankelijk ook van takken en leem was. Vlak achter het eikenbos op Riel ligt een arbeiderswoning uit 1882, verkeerd gedateerd op de monumentenlijst als vroeg 19e eeuws. Dit houdt verband met de traditionele stijl. Aan de verharde weg ligt een boerderij met het jaartal 1876, herinnerend aan de grote brand. Volgens het kadaster werden deze huizen alle in 1877 opgebouwd.

Achteraan op Riel, schuin tegenover het Speelhuis, ligt een fraaie en gave boerderij uit 1865. De schop is de voorgevel van de oudere boerderij. Langs de gracht van het Speelhuis ligt een verbouwde boerderij uit 1881, die zijn karakter gelukkig nog niet verloren heeft. Aan de kop van het gehucht Riel ligt een huis, dat werd gebouwd in opdracht van de vrouwe van Geldrop in 1899 en dat nu, als gevolg van een ingrijpende verbouwing, een storende entree van het gehucht Riel is geworden van de zijde van Tivolie.

Van verre komend ligt het oude oude gehucht Riel geheel in het groen en daartussen liggen de rieten daken net boven de hoge akkers. Helaas is dit beeld hier en daar door niet-landbouwers veranderd. Riel moet zoveel mogelijk een agrarisch karakter blijven houden anders gaat het ten gronde. Dit kan zelfs als er nieuwbouw in de omgeving gaat komen. We mogen van Riel ook geen villapark maken, met een aan villa’s aangepaste beplanting, zoals we die bij enkele boerderijen op Riel helaas al aantreffen.

De buurtschap de Putten

Vanouds verbonden met het gehucht Riel, treffen we de kleine buurtschap Putten momenteel aan als een groepje boerderijen tegen de huizenzee Eindhoven. De geschiedenis van dit gebied wijkt af van die van de overige gehuchten in Zesgehuchten. De oudste boerderijen werden in de 17e eeuw gesticht door de Eindhovense koopmansfamilie Van Waerden.

Door de eeuwen heen kwam het in handen van notabelen, van Limburge adel en tenslotte van het kasteel van Geldrop. De meeste boerderijen staan op 18e eeuwse huisplaatsen. De huidige boerderijen zijn grotendeels uit het begin van deze eeuw. De oudste boerderij is momenteel in gebruik als schaapskooi. De grote hoek is niet erg oud en de huidige boerderij is sterk veranderd.

De boerderijen op de Putten zijn niet van groot cultuurhistorisch belang, maar de geschiedenis is dermate interessant dat we dit groepje huizen zeker moeten bewaren, omdat zij de laatste ontwikkeling vormen van een rijke geschiedenis. Met name de schaapskooi vervult een zeer goede functie aan de rand van de stad.

De toekomst van de bestaande bebouwing

De bestaande bebouwing binnen Riel en de Putten is gesitueerd op eeuwenoude huisplaatsen. Zij geeft voor een deel de middeleeuwse vorm aan van het gehucht Riel. Ook laat de wegenstructuur, ondanks diverse wijzigingen, de opbouw van het oude gehucht zien. Een groot deel van Riel bestaat uit 19e-eeuwse bebouwing. Het gehucht bezit een nog overwegend agrarisch karakter. Riel is een van de Zesgehuchten en heeft al een lange geschiedenis, niet zozeer met continuiteit, maar eerder met geleidelijke ontwikkeling en tevens verandering. Een abrupte verandering, door de aanleg van snelwegen en de bouw van woonwijken te dicht bij het gehucht, zou een onherstelbare schade aanrichten. Dit zou ook kunnen gebeuren als de bestaande woningen een stedelijk karakter gaan dragen bij gebruik als villa’s met aangepaste beplanting.

We hebben te maken met een eeuwenoude boerenleefgemeenschap en dat beeld moeten we direct krijgen als we Riel betreden. Het eeuwenoude blijkt uit de vele traditioneel gebouwde boerenwoningen. Zij dienen in de toekomst verantwoord gerestaureerd te worden. Tot nu toe is pas een huis goed gerestaureerd (de arbeiderswoning van 1882); twee boerderijen zijn slecht verbouwd, zelfs zodanig dat zij het aanzien van het gehucht bederven. Ook de beplanting rondom en in Riel moet dit agrarische karakter benadrukken. Ik denk aan houtwallen, beukenhagen en boomgaarden; zeker geen coniferen of planten die in een stadspark thuis horen. De overgang landschap-bebouwing is momenteel erg vloeiend: hoge akkers, akkerwallen met kreupelhout, boomgaarden en huizen met rieten of strooien daken. Ook dit moet zoveel mogelijk blijven of zelfs aangevuld worden. Een eventuele nieuwe wijk in de omgeving mag evenmin storen en moet eenzelfde geleidelijke overgang kennen van landerijen in beplanting naar steen. Door enkele boeren op Riel te laten werken kan het agrarisch karakter van de omgeving verzekerd worden.

We moeten erg oppassen met elke maatregel, omdat we anders ons erfgoed van eeuwen verminken.

Jean Coenen